Uitdaging
De duurvorm in de verleden tijd noemen we in de Engelse taal de past continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen: Ik was aan het sporten. We waren aan het zingen. Ik stond te schreeuwen. Bram zat te gamen. Deze zinnen staan allemaal in de duurvorm verleden tijd. Het vindt allemaal in het verleden plaats, en duurde een tijdje (duurvorm).
In deze theorie gaan we twee dingen behandelen: wat is de past continuous en hoe maak je de past continuous?
Methode
Wat is de past continuous?
Wil je aangeven dat je iets een tijdje deed, dan gebruik je de past continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen:
- We waren aan het zingen, toen Patrick aankwam.
--> We were singing, when Patrick arrived.
- Ik zat te schreeuwen, terwijl we het verkeersbord raakten.
--> I was screaming, while we hit the road sign.
- Ik was aan het slapen, terwijl mijn vriendin ons huis aan het opruimen was.
--> I was sleeping, while my girlfriend was cleaning our house.
Je ziet dat je de past continuous goed kunt gebruiken als er een tweede zin bij staat die begint met when of while. Dit zijn beide signaalwoorden. Aan deze woorden kun je zien dat er iets gebeurde toen of terwijl er iets anders plaatsvond.
Het eerste deel van de zin staat dan vaak in de past continuous (iets dat aan het gebeuren was):
- We were singing, when ...
- I was screaming, while ...
- I was sleeping, while ...
en het tweede deel van de zin kan dan in de past simple staan (terwijl er tegelijkertijd een ander kort moment plaatsvond):
- ... when Patrick arrived.
- ... while we hit the road sign.
of ook in de present continuous staan (terwijl er tegelijkertijd nog iets anders aan het gebeuren was):
- ... while my girlfriend was cleaning our house.
Hoe maak je de past continuous?
Om de past continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig, namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter. Het werkt ongeveer hetzelfde als de present continuous, het enige verschil is dat je bij de past continuous de verleden tijd van het werkwoord to be gebruikt.
to be werkwoord-ing
Ik... I was playing
Jij... You were walking
Hij... He was studying
Zij... She was eating
Het... It was hurting
Wij... We were swimming
Jullie... You were driving
Zij... They were travelling
Belangrijke uitzonderingen zijn:
- Werkwoorden die eindigen op -e, krijgen -ing in de plaats van -e:
- to bake: We were baking pie, while Jim arrived.
- Werkwoorden die eindigen op -c, krijgen een k erbij voor -ing:
- to panic: She was panicking, when she heard the bad news.
- Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is, schrijf je met een extra laatste medeklinker voor -ing:
- to swap: They were swapping their Ipods, while they were listening each others music.
- Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor krijgen een extra l:
- to travel: I was travelling to Africa, when Julie tried to call me.