Uitdaging
In de Engelse taal kennen we ook het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord. Dit zijn woorden die iets zeggen over een ander woord. Denk maar aan de volgende zinnen: He has a beautiful voice. He played that game very slowly.
Hoe je weet of een woord een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord is en hoe je deze moet spellen, leggen we je uit in dit onderwerp.
Methode
Een bijvoeglijk naamwoord (adjective) gebruiken we om iemand of iets te omschrijven. Met een bijwoord (adverb) kan dat ook. Maar wat is dan het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord? Kijk maar naar de volgende zinnen:
- He is a quick runner.
--> quick is een bijvoeglijk naamwoord, het zegt iets over runner (een zelfstandig naamwoord)
- He runs quickly.
--> quickly is een bijwoord, het zegt iets over runs (een werkwoord)
Je ziet dus dat het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord hem zit in welk woord beschreven wordt, en ook de spelling is anders (quick - quickly).
Keuze bijvoeglijk naamwoord of bijwoord
Hieronder volgen alle regels die gelden bij de keuze of je een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord moet gebruiken:
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord:
- His blue jacket got lost at that boring party.
- Een bijwoord kan iets zeggen over een werkwoord:
- He laughs loudly.
- Een bijwoord kan iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord:
- He has a remarkably loud voice.
- Een bijwoord kan iets zeggen over een ander bijwoord:
- He laughs very loudly.
Spelling bijwoord
Bij de spelling van de meeste bijwoorden geldt de volgende regel: het bijvoeglijk naamwoord + ly
bad - badly
strong - strongly
quick - quickly
Er zijn uiteraard ook uitzonderingen. Bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op:
-le |
krijgen -ly in plaats van -le |
adorable - adorably |
medeklinker + y |
krijgen- ily in plaats van -y |
heavy - heavily |
-ic |
krijgen -ally erachter |
automatic - automatically |
Bijzondere uitzonderingen in de spelling van het bijwoord
Er zijn werkwoorden waarbij het bijwoord dezelfde vorm krijgt als het bijvoeglijk naamwoord, als het dat specifieke werkwoord omschrijft. Deze werkwoorden noemen we copula verbs, of link verbs. Er verandert dan dus niet aan het bijvoeglijk naamwoord. Je kunt deze verbs opdelen in 2 categorieën: verbs of perception en verbs of sense.
Verbs op perception: to seem, to appear, to become, to get, to grow, to be
- He seems normal.
- She appears to be active.
- I am very nice.
Verbs of sense: to smell, to look, to feel, to taste, to sound
- You smell funky.
- That feels great.
- That band sounds fantastic.
In combinatie met alle andere werkwoorden gebruik je dus wel gewoon de normale spellingsregels van het bijwoord (normally, actively, nicely, etc.)
Daarnaast zijn er ook onregelmatige bijwoorden. De spelling van deze bijwoorden is hetzelfde als die van het bijvoeglijk naamwoord. Je moet uit je hoofd leren voor welke bijwoorden dit geldt.
Bijvoeglijk naamwoord |
Bijwoord |
deep |
deep (of deeply) |
fast |
fast |
fair (eerlijk) |
fair (of fairly) |
low |
low |
hard |
hard |
high |
high (of highly) |
late |
late |
long |
long |
loud |
loud (of loudly) |
right |
right (of rightly) |
straight |
straight |
wrong |
wrong (of wrongly) |
- The fishes dive deep.
- That racer goes extremely fast.
- Is he playing fair?