Uitdaging
Er worden veel vergissingen gemaakt met it's en its, omdat ze beiden duidelijk erg veel op elkaar lijken. Daarom is het goed om het verschil in gebruik te snappen.
Maar wanneer gebruik je dan it's en wanneer gebruik je its? Dat leggen we je uit in dit onderwerp!
Methode
it's
It's is een verkorte vorm van it is of it has:
- It's my turn to catch a fish now.
- Het is nu mijn beurt om een vis te vangen.
- I have the feeling that it's going to rain tomorrow.
- Ik heb het gevoel dat het gaat regenen morgen.
- It's been played by my mother.
- Het is gespeeld door mijn moeder.
its
Dit is een bezittelijk voornaamwoord, dat we in het Nederlands vaak vertalen met z'n of zijn. Je gebruikt het om te verwijzen naar dingen of dieren of naar personen die niet duidelijk mannelijk of vrouwelijk zijn:
- Can you please turn the table on its side?
- Kun je de tafel alsjeblieft op z'n kant leggen?
- The butcher is selling its meat to many hungry customers.
- De slager verkoopt z'n vlees aan veel hongerige klanten. (slager: niet duidelijk mannelijk of vrouwelijk)
- Look at the mud on that dogs face! We should brush its teeth!
- Moet je de modder op het gezicht van die hond zien! We zouden z'n gebit moeten poetsen!