Uitdaging
Je kunt op verschillende manieren een vraag stellen in het Engels. Als je een zin tegenkomt waarin het werkwoord to be, een hulpwerkwoord of een andere werkwoord staat, gelden er verschillende regels voor het vragend maken van de zin.
In dit onderwerp leggen we je uit hoe dit precies werkt.
Methode
Zinnen met werkwoord to be of met hulpwerkwoord
Vragen met to be en hulpwerkwoorden (zoals can / will / must / may / should) maak je door het hulpwerkwoord vooraan de zin te zetten:
- You are a very good cook!
Are you a very good cook?
- He can swim upstream in that river.
Can he swim upstream in that river?
Zinnen met andere werkwoorden
Voor de overige werkwoorden (de niet-hulpwerkwoorden, dus bijvoorbeeld like, play, see, sing, study, walk, etc.) begin je vragen met een vorm van het werkwoord to do. Na een vorm van to do volgt er dan het hele werkwoord zonder to. Deze vorm van to do wordt ook wel de 'dummy-do' genoemd, omdat het op zichzelf niks betekent in de zin, maar de mogelijkheid biedt om een zin een andere functie te geven (zoals van een zin een vragende zin maken):
- Your friends like to watch sports.
Do your friends like to watch sports?
Bij he / she / it gebruik je niet do maar does.
Let op: Het werkwoord verliest de s omdat de s nu al in does staat.
- He spends a lot of money.
Does he spend a lot of money?