Uitdaging
Je kent inmiddels de past simple, de meest simpele vorm van verleden tijd in het Engels. Je kunt ook een vraag stellen in de past simple. Om een vragende zin in de past simple te stellen, gebruik je vaak een hulpwerkwoord.
Hoe dit precies werkt leggen we je uit in dit onderwerp.
Methode
Om een vragende zin in de past simple te maken, gebruik je vaak een hulpwerkwoord. Meestal is dat did / didn't gevolgd door het hele werkwoord zonder to.
Vragen = did + onderwerp + hele werkwoord
- My father played tennis last Saturday.
- Heeft mijn vader afgelopen zaterdag getennist?
- Did my father play tennis last Saturday?
- They lived on an island.
- Hebben zij op een eiland geleefd?
- Did they live on an island?
- We finished the assignment in time.
- Hebben we de opdracht op tijd afgerond?
- Did we finish the assignment in time?
- He bought her a necklace.
- Heeft hij een halsketting voor haar gekocht?
- Did he buy her a necklace?
- We saw him at the cinema.
- Hebben wij hem in de bioscoop gezien?
- Did we see him at the cinema?
LET OP: verleden tijd van het werkwoord to be (was, were)
Was en were krijgen in vragen in de past simple deze hulpwerkwoorden niet. In vragen komen was en were vooraan de zin te staan.
Vragen = was/were + onderwerp
- He was a great dancer.
- Was hij een uitmuntende danser?
- Was he a great dancer?
- They were happy with their presents.
- Waren zij blij met hun cadeaus?
- Were they happy with their presents?