Uitdaging
Hoe schrijf je de verschillende vormen van de tegenwoordige tijd?
De werkwoordstam vind je door van het hele werkwoord -en af te halen. Sommige hele werkwoorden hebben dubbele medeklinkers. We halen er dan ook één medeklinker af.
Methode
Kijk maar eens naar de vervoeging van het werkwoord bakken:
ik (stam) |
bak |
jij, je, u |
bakt |
hij, zij, u, het |
bakt |
wij, we |
bakken |
jullie |
bakken |
zij, ze |
bakken |
Onthoud: een ander (mens, dier of ding) krijgt altijd een t, behalve als er je of jij achter het werkwoord staat: klop jij, wil jij, pak je, vis jij…
Hoe werkt dat nu met werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d?
Kijk maar eens naar de vervoeging van het werkwoord bidden:
ik |
bid |
jij, je, u |
bidt |
hij, zij, u, het |
bidt |
wij, we |
bidden |
jullie |
bidden |
zij, ze |
bidden |
Tip: Je kunt niet altijd horen of je achter een werkwoord een t moet toevoegen. Als je twijfelt kun je het werkwoord waarvan de stam eindigt op een d vervangen door bijvoorbeeld lopen.
--> 'Jij loopt', eindigt op een t, dus 'jij bidt' eindigt ook op een t.