Uitdaging
Hoe vind je het voorzetsel in een zin?
Methode
Het voorzetsel geeft vaak een plaats aan. Je kunt dit vaak herkennen door het woord ‘kooi’ erachter te plaatsen:
- Viktoria staat naast de kooi
- De vogel slaapt in de kooi
- De papegaai zit op de kooi
Ook kan dit een tijd aangeven. Je kunt het voorzetsel dan herkennen door het woord ‘pauze’ erachter te plaatsen:
- Tijdens de pauze spelen de kinderen buiten
- Sinds de pauze heeft de juf Alek niet meer gezien
- Tot de pauze heb je de tijd om de sommen af te maken.
Het voorzetsel kan dus vaak voor de woorden kooi en pauze worden geplaatst, maar dit is niet altijd het geval:
- Ik ben geboren te Amsterdam.
Het woord te is een voorzetsel. Het geeft in dit geval een plaats aan.
- Behalve hagelslag vind ik alles lekker op mijn broodje.
Het woord behalve is een voorzetsel en staat voor het zelfstandig naamwoord de hagelslag. Dit wordt duidelijker als wij behalve vervangen met het voorzetsel naast: Naast hagelslag vind ik alles lekker op mijn broodje.
Let op: soms lijkt het of een woord een voorzetsel is, maar hoort dit eigenlijk bij een werkwoord.
- De lichten in de woonkamer vielen plotseling uit
Het woord uit lijkt hier op een voorzetsel, maar is deel van het werkwoord uitvallen. Het woord in is hier wel een voorzetsel.
Bekijk het volgende voorbeeld. Wat zijn de voorzetsels in deze zin?
- Tanya ging na school met haar vriendinnen naar de bioscoop.
Het woord na kan voor ‘de pauze’ worden geplaatst: na de pauze.
Het woord naar kan voor ‘de kooi’ worden geplaatst: naar de kooi.
Na en naar zijn dus voorzetsels.