Uitdaging
Hoe bepaal je welk woord in een zin een lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of voorzetsel is?
Methode
Lidwoord
De lidwoorden van de Nederlandse taal bestaan simpel gezegd uit drie woordjes: de, het en een.
Zelfstandig naamwoord
Het belangrijkste om te onthouden is dat:
- je in gedachten vóór een zelfstandig naamwoord een lidwoord kunt zetten.
- soms een heel werkwoord kan voorkomen als zelfstandig naamwoord.
Bijvoeglijk naamwoord
Het belangrijkste om te onthouden is dat een bijvoeglijk naamwoord:
- een eigenschap benoemt van een zelfstandig naamwoord.
- vaak vóór het zelfstandig naamwoord staat (de papieren hoed, de snelle auto), maar ook erachter kan staan (de hoed van papier, de auto rijdt snel).
Voorzetsel
Het belangrijkste om te onthouden is dat een voorzetsel:
- aangeeft wat de aard van de relatie is tussen verschillende elementen in de zin. Bijvoorbeeld dat iets aan iets vast zit, of dat iets ergens tussen ligt of dat iets na iets gebeurt.
- bijna altijd onderdeel van een woordengroep waarin een zelfstandig naamwoord staat (naar de bus, op de tafel, achter de koelkast).