Uitdaging
Hoe herken je het verschil tussen een bijwoordelijke bepaling, een voorzetselvoorwerp, een bijvoeglijke bepaling en een bijstelling?
Methode
Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling bestaat uit één woord of meerdere woorden die meer informatie geven over wat in het gezegde wordt uitgedrukt. Vaak is alles wat je na het benoemen van de zinsdelen overhoudt, de bijwoordelijke bepaling. De bijwoordelijke bepaling is op te delen in verschillende soorten, waaronder de bijwoordelijke bepaling van:
- plaats: Jochem heeft op de middelbare school gezeten in Bussum.
- tijd: Ik stop in de avond met werken.
- richting: Ik pak de bus en ik vertrek naar Zuid-Spanje.
- frequentie: Ik ga regelmatig met mijn band oefenen voor het optreden.
- graad: Zijn moeder was heel blij met zijn volwassen gedrag.
en zo zijn er nog veel meer... Je kan de bijwoordelijke bepaling in een zin dus goed vinden door vragen te stellen als: Waar? Wanneer? Hoe? Hoeveel? Hoe vaak? Waarheen? Waarom? Waarmee?
Voorzetselvoorwerp
Een voorzetselvoorwerp bestaat (net zoals een bijwoordelijke bepaling) uit één woord of meerdere woorden die meer informatie geven over wat in het gezegde wordt uitgedrukt. Wat belangrijk is om te weten is dat:
- een voorzetselvoorwerp altijd begint met een voorzetsel dat je niet weg kan halen uit de zin.
- een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel (luisteren naar, abonneren op, delen door, geven om, kijken naar, etc.)
- wanneer het begint met een voorzetsel het altijd een voorzetselvoorwerp is, tenzij het zinsdeel dat begint met een voorzetsel een plaats aangeeft, dan is het een bijwoordelijke bepaling.
Kijk maar naar de voorzetselvoorwerpen in de volgende zinnen:
- Ik luister naar de muziek.
- Zij heeft zich geabonneerd op haar favoriete tijdschrift.
- Als je het goede antwoord wilt geven, deel je dertig door tien.
- Mijn broer geeft om het konijn.
- De piloot kijkt naar de horizon.
In de volgende eerste zinnen geeft het zinsdeel dat begint met het voorzetsel een plaats aan, waardoor het dus niet gaat om een voorzetselvoorwerp, maar om een bijwoordelijke bepaling:
- De mat ligt voor je voordeur. (je voordeur geeft een plaats aan = bijwoordelijke bepaling)
- De mat ligt daar voor de sier. (de sier geeft géén plaats aan = voorzetselvoorwerp)
- De vrouw kijkt naar de straat. (de straat geeft een plaats aan = bijwoordelijke bepaling)
- De vrouw kijkt naar haar man. (haar man geeft géén plaats aan = voorzetselvoorwerp)
Bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort in de zin, bijvoorbeeld: de lieve kat, de stomme vogel, het leuke kind, het mooie huis. Zoals je kan zien zijn bijvoeglijke bepalingen meestal bijvoeglijke naamwoorden, maar het kan ook een bezittelijk voornaamwoord zijn, bijvoorbeeld: mijn kat, jouw vriend, onze spullen.
Wat belangrijk is om te weten is dat:
- een bijvoeglijke bepaling uit één of meerdere woorden bestaan.
- er meerdere bijvoegelijke bepalingen in een zin kunnen staan.
- een bijvoeglijke bepaling altijd onderdeel is van een ander zinsdeel (vaak van het lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp).
Zie bijvoorbeeld de bijvoeglijke bepalingen in de volgende zinnen:
- Als ik de stad in ga, vind ik het leuk om te lunchen in een simpel kroegje.
- Het afgelopen jaar was fantastisch!
- Het spel dat we speelden was spannend, moeilijk, leuk & uitdagend.
Let op: een bijvoeglijke bepaling zegt altijd iets over een zelfstandig naamwoord, niet over een werkwoord!
- De rivier stroomt hard door de bergen. (hard slaat op stromen: geen bijvoeglijke bepaling, maar een bijwoordelijke bepaling)
- De rivier stroomt tegen de harde rotsen aan. (harde slaat op rotsen: wel een bijvoeglijke bepaling)
Bijstelling
Een bijstelling staat direct achter een zelfstandig naamwoord (of zelfstandig naamwoordgroep = meerdere woorden) en geeft meer informatie of een verklarende toevoeging over het zelfstandig naamwoord (of groep).
Het verschil met een bijvoeglijke bepaling is dus dat:
- een bijstelling direct áchter het zelfstandig naamwoord (of groep) staat,
- een bijstelling nooit een zelfstandig gebruike werkwoordsvorm bevat,
- en daarbij staat een bijstelling vrijwel altijd tussen komma's.
Zie bijvoorbeeld de bijstellingen in de volgende zinnen:
- Ik liep door Amsterdam, een van de mooiste steden in ons land, met mijn zusje Lieselotte.
- Bill Clinton, een symphatieke man, was vroeger de President van Amerika.
- Wij droegen de tafel, een loodzware, naar de derde verdieping.
In het volgende voorbeeld zie je wanneer we niet spreken van een bijstelling, maar van een bijvoeglijke bijzin, omdat er dan wel een zelfstandig gebruike werkwoordsvorm bij staat:
- De man die daar woont, kamt iedere dag buiten zijn haar.