Uitdaging
Hoe schrijf je de verschillende persoonsvormen in de enkelvoud tegenwoordige tijd bij moeilijke werkwoorden?
Methode
Als je een werkwoord niet kent of het een moeilijk werkwoord vindt, dan kan je nog steeds makkelijk de juiste spelling van de persoonsvorm bepalen als je vasthoudt aan wat je hebt geleerd over deze persoonsvormen.
Ik stam ik?
Jij stam+t
stam jij?
Hij/zij/u/het stam+t hij/zij/u/het?
Zie bijvoorbeeld de spelling van de tegenwoordige tijd van de volgende werkwoorden:
Ik ...... (recenseren) dat artikel. --> Ik recenseer dat artikel.
Jij ...... (glunderen) de hele morgen al. --> Jij glundert de hele morgen al.
Zo ...... (desinfecteren) je een wond goed. --> Zo desinfecteer je een wond goed.
Hij ...... (ruziën) de hele dag met haar. --> Hij ruziet de hele dag met haar.