Uitdaging
Hoe schrijf je de persoonsvorm in de verleden tijd van moeilijke zwakke en sterke werkwoorden?
Methode
Als je een werkwoord niet kent of het een moeilijk werkwoord vindt, dan kan je nog steeds makkelijk de juiste spelling van de persoonsvorm bepalen als je vasthoudt aan wat je hebt geleerd over deze persoonsvormen.
Bij zwakke werkwoorden is de verleden tijd over het algemeen opgebouwd uit de stam (=de ik-vorm) met te(n) of de(n) erachter. Dus:
Ik/jij/hij/zij/het stam + te/de
Wij/jullie/zij stam + ten/den
Met de regel van 't kofschip (of beter: met kofschiptaxi) kan je achterhalen of je -te(n) of -de(n) moet schrijven.
Let op: sommige werkwoorden zijn sterke werkwoorden (deze zijn onregelmatig) en volgen dus niet deze regels. Je moet onthouden hoe je de persoonsvormen van deze sterke werkwoorden schrijft door er veel mee te oefenen.