Uitdaging
Wanneer gebruik je een spatie en wanneer schrijf je een woord aan elkaar?
Methode
1 - vlakbij / vlak bij
Combinaties van twee voorzetsels kun je aan elkaar of los van elkaar schrijven. Het wordt als twee losse woorden geschreven als:
- er een zelfstandig naamwoord achter staat:
--> De slagroom ligt achter in de koelkast.
--> Mijn jurk ligt boven op de stapel.
- er een persoonlijk voornaamwoord achter staat
--> Woon jij dicht bij jouw ouders?
--> Mijn hond Bello zit het liefst vlak bij mij.
In andere gevallen is het één woord, bijvoorbeed:
--> De slagroom ligt achterin.
--> Mijn ouders wonen dichtbij.
2 - tegoed / te goed
Als het woord een zelfstandig naamwoord is wordt het aan elkaar geschreven, bijvoorbeeld:
--> Mijn tegoed is op.
--> Wij hebben een tekort aan aardappelen.
Anders worden de woorden los geschreven, bijvoorbeeld:
--> Wij hebben aardappelen te kort.
--> Te veel eten is niet gezond.