Uitdaging
Om de inhoud of volume van iets aan te geven gebruiken we vaak liters, deciliters, centiliters en milliliters (en ook kiloliters, hectoliters en decaliters).
Hoe kun je verschillende inhoudsmaten optellen en aftrekken?
Methode
De afkortingen voor de verschillende inhoudsmaten zijn:
kl = kiloliter
hl = hectoliter
dal = decaliter
l = liter
dl = deciliter
cl = centiliter
ml = milliliter
In het plaatje hiernaast is het trappetje voor inhoudsmaten te zien. Dit laat de stappen tussen de verschillende inhoudsmaten zien. Zoals je ziet is elke stap naar beneden x 10 en elke stap naar boven : 10. Dus 1 cl = 10 ml en 100 l = 10 dl.
Om uit te rekenen hoeveel ml in 0,003 kiloliter zit, zien wij in het plaatje dat er niet 1 sprongetje tussen kl en ml zit, maar 6 sprongetjes naar beneden. Dit betekent dat: 0,003 kl x 10 x 10 x 10 x 10 x 10 x 10 = 3000 ml. Dus 0,003 kl = 3000 ml.
Om uit te rekenen hoeveel decaliter in 34,5 centiliter zit, zien wij in het plaatje dat er niet 1 sprongetje tussen dal en cl zit, maar 3 sprongetjes naar boven. Dit betekent dat: 34,5 cl : 10 : 10 : 10 = 0,0345 dal.
Zodra je gaat optellen en aftrekken met verschillende inhoudsmaten, zul je eerst alle inhoudsmaten moeten omrekenen naar de gevraagde inhoudsmaat.
Voorbeeld: hoeveel liter is 1,2 hl + 230 ml?
Om deze optelsom te kunnen uitrekenen, zul je eerst de verschillende inhoudsmaten (1,2 hl en 230 ml) moeten omrekenen naar liters. Gebruik hiervoor het trappetje:
- Van hl naar l zijn 2 sprongetjes van 10 op de trap naar beneden nodig en op de trap naar beneden is vermenigvuldigen:
1,2 hl x 10 x 10 = 120 l
- Van ml naar l zijn 3 sprongetjes van 10 op de trap naar boven nodig en op de trap naar boven is delen:
230 ml : 10 : 10 : 10 = 0,23 l
Vervolgens tel je deze uitkomsten bij elkaar op: 120 l + 0,23 l = 120,23 l.