Uitdaging
Hoe schrijf je de persoonsvorm in meervoud tegenwoordige tijd en wanneer gebruik je deze vorm?
Methode
In het geval van meervoud, gebruik je voor de persoonsvorm het hele werkwoord. Dit komt dus voor bij wij, jullie en zij. Kijk maar naar de volgende voorbeelden:
Ik loop --> Wij lopen (hele werkwoord = lopen)
Jij wilt --> Jullie willen (hele werkwoord = willen)
Hij parkeert --> Zij parkeren (hele werkwoord = parkeren)
Ook komt deze vorm voor als het onderwerp niet als wij, jullie of zij is geschreven, maar als het onderwerp bestaat uit een veelvoud (= meer dan één):
Het jongetje speelt een wedstrijd --> De jongetjes (= zij) spelen een wedstrijd ("de jongetjes" is een veelvoud)