Uitdaging
Hoe schrijf je de verschillende persoonsvormen van moeilijke werkwoorden in de tegenwoordige & verleden tijd en wanneer gebruik je deze vormen?
Methode
Als je een werkwoord niet kent of er moeilijk uit vindt zien, dan kan je nog steeds gewoon de regels toepassen die je hebt geleerd. Zie onderstaand overzicht voor de regels van de vervoegingen van zwakke werkwoorden.
Tegenwoordige tijd
Ik stam ik?
Jij stam+t
stam jij?
Hij/zij/u/het stam+t hij/zij/u/het?
Wij/jullie/zij hele werkwoord wij/jullie/zij?
Verleden tijd
Ik/jij/hij/zij/het stam + te/de ik/jij/hij/zij/het?
Wij/jullie/zij stam + ten/den wij/jullie/zij?
Of je te(n) of de(n) achter de ik-vorm moet schrijven kan je bepalen met de regel van 't kofschip (of beter: met kofschiptaxi).
Sommige werkwoorden zijn sterke werkwoorden (deze zijn onregelmatig) en volgen dus niet deze regels. Je moet onthouden hoe je de persoonsvormen van deze sterke werkwoorden schrijft door er veel mee te oefenen.