Uitdaging
Wanneer wordt een voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord en hoe schrijf je het dan?
Methode
Soms wordt in de Nederlandse taal het voltooid deelwoord weleens gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het woord dat erna komt in de zin, bijvoorbeeld: de knappe jongen, de rode huid, de vriendelijke man of het mooie huis.
Als het voltooid deelwoord wordt gebruikt als bijvoeglijk naamwoord, dan is het geen werkwoord meer en verandert de spelling. We maken in de spelling van dit "bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord" onderscheid op twee manieren:
1 - Voltooid deelwoord eindigt op -d of -t
Als het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t en het is bijvoeglijk gebruikt, dan schrijf je het zo kort mogelijk:
verpesten - het feest is verpest (voltooid deelwoord) - het verpeste feest (bijv. naamwoord)
Dus niet zoals je zou spellen in de verleden tijd: hij verpestte het feest.
zeven - die bloem is gezeefd (voltooid deelwoord) - de gezeefde bloem (bijv. naamwoord)
zoeken - de sleutel is gezocht (voltooid deelwoord) - de gezochte sleutel (bijv. naamwoord)
kopen - de trui is gekocht (voltooid deelwoord) - de gekochte trui (bijv. naamwoord)
verbreden - de weg is verbreed (voltooid deelwoord) - de verbrede weg (bijv. naamwoord)
Je ziet dat er geen tt of dd achter komt, zoals in de verleden tijd wél het geval is. Let dus goed op als het werkwoord niet in de verleden tijd staat maar bijvoeglijk wordt gebruikt. In dit geval schrijf je een enkele t of een enkele d; altijd zo kort mogelijk. Dus bijvoorbeeld 'de verbrede weg' in plaats van 'de verbreedde weg'.
Let op: Als er dd of tt in het hele werkwoord staat, bijvoorbeeld bij verpotten, dan schrijf je het bijvoeglijk naamwoord ook met dd of tt. Zoals "de verpotte plant", anders staat er "de verpote plant" en dan klopt de uitspraak en spelling niet. Je schrijft het bijvoeglijk naamwoord dus zo kort mogelijk, maar zorg wel dat de uitspraak altijd nog klopt.
2 - Voltooid deelwoord eindigt op -en
Van verschillende sterke werkwoorden eindigt het voltooid deelwoord op -en. In deze gevallen eindigt ook het bijvoeglijk naamwoord op -en.
dragen - de pet is gedragen (voltooid deelwoord) - de gedragen pet (bijv. naamwoord)
helpen - de klant is geholpen (voltooid deelwoord) - de geholpen klant (bijv. naamwoord)
vallen - de bal is gevallen (voltooid deelwoord) - de gevallen bal (bijv. naamwoord)
smelten - het ijsje is gesmolten (voltooid deelwoord) - het gesmolten ijsje (bijv. naamwoord)