Uitdaging
Hoe bepaal je of je zijn of haar moet gebruiken als je een van deze woorden nodig hebt om te verwijzen naar een ander woord?
Methode
De regel is: als je verwijst naar een vrouwelijk zelfstandig naamwoord dan gebruik je haar, in alle andere gevallen gebruik je zijn.
Deze regel is heel simpel, alleen is het belangrijk en soms lastig om vast te stellen of het om een vrouwelijk, mannelijk of onzijdig woord gaat. Onzijdige woorden zijn makkelijk te herkennen aan het woord het wat ervoor kan staan:
- het plein (onzijdig)
Mannelijke en vrouwelijke woorden zijn lastiger te onderscheiden omdat voor beide geslachten het lidwoord de kan staan:
- de vriend (mannelijk)
- de vriendin (vrouwelijk)
Let op: bij verkleinwoorden gebruik je altijd het lidwoord het (het zusje, het vrouwtje), ook als het als niet-verkleind woord een vrouwelijk woord is (de zus, de vrouw). Toch gebruik je bij vrouwelijke verkleinwoorden haar en niet zijn (het vrouwtje heeft haar bril gemaakt).