Uitdaging
Veel Nederlandse woorden bevatten een sisklank, zoals bijvoorbeeld sinaasappel. Sommige sisklanken klinken net iets anders dan andere, maar de meeste lijken erg op elkaar. Toch hebben we veel verschillende manieren waarop we woorden met de sisklanken schrijven. Soms gebruiken we alleen een enkele s of z, soms dubbele letters: ss of zz. Maar wanneer schrijf je welke?
Methode
Lees de volgende woorden eens hardop voor:
Pasen, azen, mazzel, enigszins, scène, klasse, citroen.
In al deze woorden staat de sisklank onderstreept. In elk woord schrijven we deze klank anders, maar toch klinken ze (bijna) hetzelfde. Dit maakt Nederlandse spelling soms extra lastig. Van veel woorden zul je moeten leren hoe je ze spelt door veel te lezen en te oefenen.
In sommige woorden kun je wel aan de klank horen of je een z of een s moet schrijven. De sisklank van een z klinkt vaak iets 'harder' dan de sisklank van een s (wassen, vazen). Toch moet je hiermee oppassen, want er zijn veel woorden waarbij het lijkt alsof je een z uitspreekt, maar waarbij je toch een s moet schrijven (organiseren, oase).
In deze theorie bespreken we alleen de woorden met een s, ss, z of zz als sis-klank.
Woorden met z of zz
Als je wel weet dat een woord met een z geschreven wordt, maar je twijfelt of je één of twee medeklinkers moet schrijven, dan kun je meestal de standaardregels van enkele en dubbele letters toepassen. Je kijkt dan naar de klinker die voor de sisklank komt.
- Is dit een korte klinker, dan volgen er meestal twee medeklinkers (razzia, puzzel).
- Is dit een lange klinker, dan schrijf je meestal maar één medeklinker achter de klinker (ezel, lezer).
Woorden met s of ss
Als je wel weet dat een woord met een s geschreven wordt, maar je twijfelt of je of je één of twee ss-en moet schrijven, dan kun je deze regels in gedachte houden:
- Is de klinker voor de s een korte klank? Dan volgen er meestal twee medeklinkers (wassen, flessen).
- Woorden met een lange klinker waarbij je het enkelvoud met een s schrijft, schrijf je in het meervoud meestal met een z (kaas - kazen, vaas - vazen, bloos - blozen).
Let op! Woorden die eindigen op -(i)seren, -(i)satie, -(i)sering, -siteit schrijven we vaak met een s. Bijvoorbeeld: realiseren, organisatie, nationalisering, universiteit.
Maar ook deze regel geldt niet altijd! Bijvorbeeld: pauzeren, bewegwijzering.