Uitdaging
Hoe reken je met kwadratische formules?
Methode
Een kwadraat wordt gegeven met een hoge 2 boven een getal, zoals 72.
Het kwadraat bereken je door het getal met zichzelf te vermenigvuldigen:
72 = 7 ⋅ 7 = 49
Het kwadraat van een negatief getal bereken je op dezelfde manier, maar met haakjes om het getal heen:
(-6)2 = -6 ⋅ -6 = 36
Bekijk het volgende voorbeeld:
y = -4x² + 10
Bereken y voor x = -3.
Vul x = -3 in de formule:
y = -4 ⋅ (-3)² + 10
y = -4 ⋅ -3 ⋅ -3 + 10
y = -4 ⋅ 9 + 10
y = -36 + 10
y = -26
Let op: vergeet de haakjes niet.
Bekijk het volgende voorbeeld:
y = -(-x – 5)² + 10
Bereken y voor x = -8.
Vul x = -8 in de formule:
y = -(-(-8) – 5)² + 10
Wij weten dat negatief ⋅ negatief = positief, dit wordt dus
y = -(8 – 5)² + 10
Reken uit wat tussen de haakjes staat
y = -(3)² + 10 let op: hier staat het minteken niet tussen de haakjes
Los het kwadraat op
y = -9 + 10
y = 1