Uitdaging
Om de inhoud of volume van iets aan te geven gebruiken we vaak liters, deciliters, centiliters en milliliters (en ook kiloliters, hectoliters en decaliters).
Hoe kun je verschillende inhoudsmaten optellen en aftrekken?
Methode
De afkortingen voor de verschillende inhoudsmaten zijn:
kl = kiloliter
hl = hectoliter
dal = decaliter
l = liter
dl = deciliter
cl = centiliter
ml = milliliter
In het plaatje hiernaast is het trappetje voor inhoudsmaten te zien. Dit laat de stappen tussen de verschillende inhoudsmaten zien. Zoals je ziet is elke stap naar beneden x 10 en elke stap naar boven : 10. Dus 1 cl = 10 ml en 100 cl = 10 dl.
Om uit te rekenen hoeveel liter in 1 kiloliter zit, zien wij in het plaatje dat er niet 1 sprongetje tussen kl en l zit, maar 3 sprongetjes naar beneden. Dit betekent dat: 1 kl x 10 x 10 x 10 = 1000 l. Dus 1 kl = 1000 l.
Om uit te rekenen hoeveel deciliter in 100 milliliter zit, zien wij in het plaatje dat er niet 1 sprongetje tussen ml en dl zit, maar 2 sprongetjes naar boven. Dit betekent dat: 100 ml : 10 : 10 = 1 dl.
Zodra je gaat optellen en aftrekken met verschillende inhoudsmaten, zul je eerst alle inhoudsmaten moeten omrekenen naar de gevraagde inhoudsmaat.
Voorbeeld: hoeveel centiliter is 53 l + 60 ml?
Om deze optelsom te kunnen uitrekenen, zul je eerst de verschillende inhoudsmaten (53 l en 60 ml) moeten omrekenen naar centiliters. Gebruik hiervoor het trappetje:
- Van l naar cl zijn 2 sprongetjes van 10 op de trap naar beneden nodig en op de trap naar beneden is vermenigvuldigen:
53 l x 10 x 10 = 5300 cl
- Van ml naar cl is 1 sprongetje van 10 op de trap naar boven nodig en op de trap naar boven is delen:
60 ml : 10 = 6 cl
Vervolgens tel je deze uitkomsten bij elkaar op: 5300 cl + 6 cl = 5306 cl.