Uitdaging
Bij cirkelvormige figuren kun je geen lengte en breedte aanwijzen om de omtrek te bepalen. Je moet hiervoor dus op een andere manier te werk gaan dan bij rechthoekige figuren.
Bij het berekenen van de omtrek van een cirkel zijn de diameter, de straal en het getal pi belangrijk.
Methode
Diameter
Bij cirkels kijken we naar de diameter, of de doorsnede. In de figuur zie je een cirkel met de diameter. Zoals je ziet loopt de diameter precies door het middelpunt van de cirkel.
Straal
In de figuur zie je ook de straal. De straal is de helft van de diameter en loopt vanaf het middelpunt naar de buitenrand van de cirkel.
De straal weergeven we met het symbool r.
Het getal pi
Pi is een getal en geven we weer met het symbool: $$\pi$$
- $$\pi$$ heeft oneindig veel cijfers achter de komma en wordt daarom afgerond tot $$\approx$$ 3,14. In de rekenmachine kunnen we $$\pi$$ intoetsen.
De omtrek van een cirkel berekenen we met de volgende standaardformule:
- Omtrek = $$\pi$$ · diameter
De omtrek kan ook worden uitgerekend met de straal. We weten namelijk dat de straal de helft van de diameter is. Dus 2 keer de straal is hetzelfde als de diameter.
- De diameter = 2 · straal = 2 · r
- Omtrek = $$\pi$$ · 2 · r